Het derde middel in de zaak nr. 2379 is afgeleid uit een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 25, b, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, me
t artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met artikel 162, tweede lid, 1, van de Grondwet, doordat de wetgever het niet mogelijk maakt om voor bepaalde kandidaten de taalaanhorigheid vooraf te kennen, waardoor de kiezer kan worden verschalkt in de u
itoefening ...[+++] van zijn stemrecht.
Der dritte Klagegrund in der Rechtssache Nr. 2379 ist abgeleitet aus einem Verstoss gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, in Verbindung mit Artikel 25 Buchstabe b des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte, gegen Artikel 3 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention und gegen Artikel 162 Absatz 2 Nr. 1 der Verfassung, da der Gesetzgeber es nicht ermögliche, für bestimmte Kandidaten die Sprachzugehörigkeit vorher zu kennen, so dass der Wähler in der Ausübung seines Wahlrechtes getäuscht werden könne.