Vraag 15 (zie punt 4.1.7.): In hoeverre is op het niveau van de Europese Unie, afgezien van de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 10 van het kaderbesluit van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, een onderlinge aanpassing van bepaalde voorwaarden en de wijze van tenuitvoerlegging van de bemiddeling in strafzaken nodig, teneinde de erkenning van maatregelen en regelingen die voortvloeien uit de strafbemiddelingsprocedures en de tenuitvoerlegging daarvan in een andere lidstaat te vergemakkelijken?
Frage 15 (siehe 4.1.7): Inwieweit sollten auf EU-Ebene über die Anforderungen in Artikel 10 des Rahmenbeschlusses des Rates vom 15. März 2001 über die Stellung des Opfers im Strafverfahren hinaus bestimmte Voraussetzungen für die Einleitung eines Mediationsverfahrens sowie Verfahrensmodalitäten angeglichen werden, um die Anerkennung der im Mediationsverfahren beschlossenen Maßnahmen und Vereinbarungen sowie ihre Vollstreckung in einem anderen Mitgliedstaat zu erleichtern?