Tenslotte rijst een vraag van algemene strekking, met betrekking tot de rol van het
voorzitterschap (op meerdere plaatsen in de tekst krijgt "het voorzitterschap" bevoegdheden toebedeeld: art. 2, art. 3, art. 4, art. 5 en art. 8): is het vanuit institutioneel oogpunt aanvaardbaar dat het voorzitterschap, dat geen instelling is, in een besluit van wetgevende aard bevoegdheden krijgt toebedeeld die veel verder gaan dan de taken die hem volgens het interne reglement kunnen worden toebedeeld: uitsluitende bevoegdheid tot het doen van voorstellen op het punt van evaluatie, keuze v
...[+++]an de nationale deskundigen, opstellen van het ontwerp voor een vragenlijst .? Eine allgemeine Frage, die zu stellen ist, betrifft die Rolle des Vorsitzes (im Text wird mehrmals – Artikel 2, 3, 4, 5 und 8 – auf den „Vorsitz“ verwiesen, dem bestimmte Be
fugnisse zugewiesen werden): Ist es aus institutionelle
r Sicht akzeptabel, dass dem Vorsitz, der kein Organ ist, in einem Beschluss legislativer Art solche Befugnisse zugewiesen werden, die weit über die Aufgaben hinausgehen, die ihm in der Geschäftsordnung eingeräumt werden: alleiniger Vorschlag des Bereichs der Begutachtung, Wahl der Sachverständigen der Mitglied
...[+++]staaten, Erstellung des Entwurfs für einen Fragebogen usw.?