(49) Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, meer bepaald het vaststellen van gemeenschappelijke minimumvoorschriften voor bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en voor het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn, niet op toereikende wijze door de lidstaten kunnen worden bereikt en dus vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter op Unieniveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 VEU.
(49) Da das Ziel dieser Richtlinie, nämlich die Festlegung gemeinsamer Mindestvorschriften in Bezug auf bestimmte Aspekte der Unschuldsvermutung und das Recht auf Anwesenheit in der Verhandlung in Strafverfahren, von den Mitgliedstaaten nicht ausreichend verwirklicht werden kann, sondern vielmehr wegen des Umfangs der Maßnahme auf Unionsebene besser zu verwirklichen ist, kann die Union im Einklang mit dem in Artikel 5 EUV verankerten Subsidiaritätsprinzip tätig werden.