Krachtens artikel 16.4.1 van het decreet van 5 april 1995 kunnen de gewestelijke toezichthouders hun toezichtrechten immers slechts aanwenden in de fase van de bestuurlijke handhaving, en niet in de fase van het strafrechtelijk opsporingsonderzoek, dat een aanvang neemt zodra er een redelijk vermoeden van misdrijf bestaat.
Aufgrund von Artikel 16.4.1 des Dekrets vom 5. April 1995 können die regionalen Aufseher ihre Aufsichtsrechte nämlich nur in der Phase der administrativen Rechtsdurchsetzung, und nicht in der Phase der strafrechtlichen Ermittlung, die beginnt, sobald die begründete Vermutung einer Straftat besteht, ausüben.