In zoverre de kritiek van de verzoekende partij voor de Raad van State en van de tussenkomende partijen is gericht tegen artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, dient de prejudiciële vraag eveneens ontkennend te worden beantwoord, nu uit de bepalingen zelf van dat artikel geenszins voortspruit dat de Raad van State onbevoegd zou zijn om uitspraak te doen over een middel dat een verschil in behandeling bij de totstandkoming van een administratieve akte aanklaagt.
Insoweit die Kritik der klagenden Partei vor dem Staatsrat und der intervenierenden Partei sich gegen Artikel 14 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat richtet, muss die präjudizielle Frage ebenfalls verneinend beantwortet werden, da nun aus den Bestimmungen selbst dieses Artikels keinesfalls hervorgeht, dass der Staatsrat nicht zuständig wäre, über einen Klagegrund zu befinden, mit dem ein Behandlungsunterschied beim Zustandekommen eines Verwaltungsakts angeklagt wird.