« Schenden de artikelen 61 en volgende van het Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre, in samenhang gelezen met artikel 6, § 3, a, van het Verdrag tot bescherming va
n de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zij niet voorschrijven dat de onderzoeksrechter een verdachte verhoort ten a
anzien van wie niet wordt overwogen een bevel tot aanhouding te verlenen, terwijl artikel 16, § 2, eerste lid, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorl
opige hech ...[+++]tenis een dergelijk verhoor oplegt alvorens een bevel tot aanhouding te verlenen, in het geval waarin de verdachte noch voortvluchtig is, noch zich verbergt, en terwijl artikel 22, tweede lid, van dezelfde wet, op verzoek van de verdachte of van zijn raadsman, een samenvattende ondervraging voorschrijft ?« Verstossen die Artikel 61 ff. des Straf
prozessgesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, soweit - in Verbindung mit Artikel 6 Absatz 3 Buchstabe a) der Europäischen Konvention zum Schutze der Menschenrechte und Grundfreiheiten - sie nicht vorschreiben, dass der Untersuchungsrichter einen Beschuldigten vernimmt, dem gege
nüber nicht erwogen wird, einen Haftbefehl zu erlassen, während Artikel 16 § 2 Absatz 1 des Gesetzes vom 20. Juli 1990 über die Untersuchungshaft eine solche Ver
...[+++]nehmung vorschreibt, ehe ein Haftbefehl erlassen wird, falls der Beschuldigte weder flüchtig noch untergetaucht ist, und während Artikel 22 Absatz 2 desselben Gesetzes vorschreibt, dass auf Antrag des Beschuldigten oder seines Rechtsbeistands eine zusammenfassende Vernehmung stattfindet?