« Schendt artikel 23 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre d
eze wetsbepaling in haar alinea twee het verzoek van een beklaagde om wijziging van de taal van de rechtspleging beperkt tot de beklaagde die alleen de gevraagde taal kent of zich gemakke
lijker in deze taal uitdrukt, en in haar alinea vier aan de rechtbank de mogelijkheid geeft niet in te gaan wegens de omstandigheden van de zaak op een verzoek van de beklaagde tot wijziging van de taal van de r
...[+++]echtspleging, terwijl de rechtbank een aanvraag van verzoekers bedoeld in de artikelen 14 tot en met 16 van dezelfde wet alleen kan weigeren wanneer de verzoeker de taal waarvan hij het gebruik voor de rechtspleging vraagt niet verstaat ?« Verstösst Artikel 23 des Gesetzes vom 15. Juni 1935 über den Gebrauch der Sprachen in Gerichtssachen gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, soweit diese Gesetzesbestimmung in ihrem Absatz 2 den Antrag eines Angeschuldigten auf Änderung der Sprache des Verfahrens auf jene Angeschuldigten beschränkt, die nur die beantragte Sprache sprechen bzw. sich leichter
in dieser Sprache ausdrücken, und in ihrem Absatz 4 dem Gericht die Möglichkeit bietet, aufgrund der Umstände der Rechtssache einem Antrag des Angeschuldigten auf Änderung der Sprache des Verfahrens nicht stattzugeben, wohingegen das Gericht einen Antrag, der von den Antragstell
...[+++]ern, auf die sich die Artikel 14 bis einschliesslich 16 desselben Gesetzes beziehen, ausgeht, nur dann ablehnen kann, wenn der Antragsteller die Sprache, deren Gebrauch er für das Verfahren verlangt, nicht versteht?