Uit de uiteenzetting van het in de zaak nr. 5711 aangevoerde tweede middel blijkt dat het Hof ook wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 140ter van het Strafwetboek met, enerzijds, de artikelen 19 en 25 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 10 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met artikel 11 van het Handvest van de grondrech
ten van de Europese Unie, en, anderzijds, met artikel 27 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 11 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens,
...[+++]met artikel 22 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met artikel 12 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in zoverre de bestreden bepaling noch bij de wet zou worden voorzien, noch nodig zou zijn in een democratische samenleving.Aus der Darlegung des in der Rechtssache Nr. 5711 angeführten zweiten Klagegrunds geht hervor, dass der Gerichtshof auch gebeten wird, über die Vereinbarkeit von Artikel 140ter des Strafgesetzbuches mit einerseits den Artikeln 19 und 25 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 10 der Europäischen Menschenrechtskonvention, mit Artikel 19 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte und mit Artikel 11 der Charta der Grundrechte der Europäischen Union und andererseits Artikel 27 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 11 der Europäischen Menschenrechtskonvention, mit Artikel 22 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte und mit Artikel 12 der Charta der Grundrechte der Europäischen Union zu befinden
...[+++], insofern die angefochtene Bestimmung weder im Gesetz vorgesehen, noch in einer demokratischen Gesellschaft notwendig sei.