4. stelt vast dat eerbiediging van de rechten van de mens, de fundamentele vrijheden en de rechtsstaat bijgevolg ook de drijfveer moet vormen voor het beleid van de Unie zoals het tot stand brengen van een gebied van vrijheid, veiligheid en gerechtigheid , en voor het sociaal, buitenlands en ontwikkelingsbeleid van de Unie (art. 11 VEU, art. 136 en 177 EG-Verdrag) en voor de werking van haar instellingen;
4. stellt fest, daß die Achtung der Menschenrechte, der Grundfreiheiten und der Rechtsstaatlichkeit auch ein Element bei den Politiken der Union wie der Einrichtung eines Raums der Freiheit, der Sicherheit und des Rechts sowie bei der Sozial-, Außen- und Entwicklungspolitik (Artikel 11 EUV, Artikel 136 und 177 EGV) und der Funktionsweise ihrer Organe sein muß;