Zoals de prejudiciële vraag is geformuleerd, noopt zij tot een vergelijking van de situatie van de « rechtspersonen (vennootschappen of v.z.w'. s) in het algemeen, wier beroepsinkomen zonder enige benedengrens voor beslag vatbaar is » met de situatie van de « rechtspersonen behorend tot de medische of paramedische sector, wier deel van de inkomsten dat uitgekeerd wordt op basis van de voornoemde wetgeving niet voor beslag vatbaar is ».
So, wie die präjudizielle Frage formuliert ist, nötigt sie zu einem Vergleich der Situation der « Rechtspersonen (Gesellschaften oder Vereinigungen ohne Erwerbszweck) im allgemeinen, deren Berufseinkommen ohne jede Untergrenze pfändbar ist » mit der Situation der « Rechtspersonen des medizinischen oder paramedizinischen Sektors, deren Einkünfte zu jenem Teil, der aufgrund der vorgenannten Gesetzgebung ausbezahlt wird, nicht pfändbar sind ».