9. Indien in de in lid 7 of 8 bedoelde gevallen de vermoedens betreffende de nationaliteit van het vaartuig gegrond blijken te zijn, kan die ontvangende lidstaat of deelnemende lidstaat toestemming verlenen tot het nemen van een of meer van de in de leden 1 en 2 vastgestelde maatregelen.
(9) Erweist sich in den Fällen der Absätze 7 oder 8 der Verdacht hinsichtlich der Staatszugehörigkeit des Schiffs als begründet, so kann dieser Einsatzmitgliedstaat beziehungsweise dieser beteiligte Mitgliedstaat eine oder mehrere der in den Absätzen 1 und 2 vorgesehenen Maßnahmen genehmigen.