Schendt artikel 35, vierde lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals ingevoegd bij artikel 24 van de wet van 6 juli 1989, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het bepaalt dat bij niet-onde
rwerping van één of meer personen aan de toepassing van die wet, de r
echter de werkgever veroordeelt tot het drievoud van de
ontdoken bijdragen, zonder dat die m ...[+++]inder dan 51.000 frank per tewerkgestelde persoon en dit per maand of fractie ervan mogen bedragen, zonder dat een dergelijke ambtshalve veroordeling tot een forfaitaire vergoeding wordt bepaald ten gunste van de fondsen voor bestaanszekerheid ingesteld bij de wet van 7 januari 1958 en in het bijzonder bij de artikelen 16 en 19 van diezelfde wet ?Verstösst Artikel 35 Absatz 4 des Gesetzes vom 27. Juni 1969 zur Revision des Gesetzeserlasses vom 28. Dezember 1944 über die soziale Sicherheit der Arbeitnehmer, eingefügt durch Artikel 24 des Gesetzes vom 6. Juli 1989, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insofern er bestimmt, dass bei Nich
tunterwerfung einer oder mehrerer Personen unter die Anwendung dieses Gesetzes der Richter den Arbeitgeber zur Bezahlung des Dreifachen der hin
terzogenen Beiträge verurteilt, ohne dass dieser Betrag sich auf weniger als
...[+++] 51.000 Franken pro Beschäftigten, und zwar pro Monat oder Teil eines Monats, belaufen darf, ohne dass eine solche von Amts wegen verhängte Verurteilung zu einer Pauschalvergütung zugunsten der Fonds für Existenzsicherheit vorgesehen ist, die durch das Gesetz vom 7. Januar 1958 geschaffen wurden, insbesondere durch die Artikel 16 und 19 desselben Gesetzes?