De verzoekende partij in de zaak nr. 6493 voert aan dat het bestreden artikel 128 van de wet van 5 februari 2016 afbreuk doet aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het een verschil in behandeling instelt tussen, enerzijds, de personen in voorlopige hechtenis bij een eerste en een tweede verschijning voor het onderzoeksgerecht, voor wie de hechtenis maandelijks wordt herzien en, anderzijds, de personen in voorlopige hechtenis bij een derde of een latere verschijning voor hetzelfde gerecht, voor wie de hechtenis tweemaandelijks wordt herzien.
Die klagende Partei in der Rechtssache Nr. 6493 führt an, dass der angefochtene Artikel 128 des Gesetzes vom 5. Februar 2016 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstoße, insofern dadurch ein Behandlungsunterschied eingeführt werde zwischen einerseits Personen in Untersuchungshaft bei einem ersten und einem zweiten Erscheinen vor dem Untersuchungsgericht, wobei die Haft monatlich geprüft werde, und andererseits Personen in Untersuchungshaft bei einem dritten oder späteren Erscheinen vor demselben Gericht, wobei die Haft alle zwei Monate geprüft werde.