1. « Schenden de artikelen 371 en 376 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (die op de administratieve bezwaarschriften tegen een gemeentebelasting van toepassing zijn ingevolge de wet van
23 december 1986 en vervolgens die van 24 december 1996, artikel 11), in die zin geïnterpreteerd dat zij elk rechtsmiddel ontzeggen aan iedere persoon wiens naam in het kohier van de gemeentebelasting is opgenomen en die geen bezwaarschrift binnen de in die bepalingen vastgestelde termijnen heeft ingediend, de artikelen 10, 11, 170 en 172 van de Grondwet, wanneer die inschrijving in het kohier klaarblijkelijk onwettig is doordat die
voortvloei ...[+++]t uit een kennelijke vergissing van de administratie, die door haar niet wordt betwist en erin bestaat ten onrechte te hebben aangenomen dat de voormelde persoon zich bevond in de feitelijke situatie die door het gemeentelijk reglement in aanmerking wordt genomen om de belasting in te stellen ?1. « Verstossen die Artikel 371 und 376 des Einkommensteuergesetzbuches 1992 (kraft des Gesetzes vom 23. Dezember 1986 und anschliessend des Gesetzes vom 24. Dezember 1996, Artikel 11, anwendbar auf Verwaltungsbeschwerden gegen eine Gemeindesteuer), dahingehend ausgelegt, dass sie einer Person, deren Name in die Heberolle der Gemeindesteuer eingetragen ist und die keine Beschwerde innerhalb der in diesen Bestimmungen vorgesehenen Fristen eingereicht hat,
jedes Rechtsmittel versagen, gegen die Artikel 10, 11, 170 und 172 der Verfassung, wenn diese Eintragung in die Heberolle offensichtlich gesetzwidrig ist, weil sie auf einem eindeutigen
...[+++]Irrtum der Verwaltung beruht, der nicht von ihr bestritten wird und der darin besteht, zu Unrecht davon ausgegangen zu sein, dass die vorerwähnte Person sich in der faktischen Situation befand, die in der Gemeindeverordnung zur Einführung der Steuer berücksichtigt wird?
