De EU vond het een bezwaar dat van een voedingsmiddel in reclame gezegd kan worden dat het een “laag vetgehalte” bezit, terwijl er wel veel suiker of zout in zit, of – omgekeerd – dat voedingsmiddelen kunnen worden aangeprezen als “zoutarm”, terwijl er hoge concentraties andere stoffen in verwerkt zijn.
Die EU befürchtete, dass beispielsweise ein als fettarm beworbenes Lebensmittel einen hohen Zucker- oder Salzgehalt aufweisen oder dass ein als salzarm beworbenes Lebensmittel einen hohen Anteil an anderen Bestandteilen haben könnte.