De verzoeker beweert dat de wetgever, door niet te voorzien in overgangsmaatregelen ten gunste van de studenten van wie de moedertaal het Frans is en die op 1 september 1996 secundair onder
wijs volgden dat in Vlaanderen wordt verstrekt, de artikelen 10, 11 en 24, §
4, van de Grondwet heeft geschonden, alsmede die drie bepalingen in samenhang met het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Internationaal Verdrag inzake econ
...[+++]omische, sociale en culturele rechten en het Verdrag inzake de rechten van het kind, die de discriminaties op grond van de taal verbieden en die de toegang tot het onderwijs waarborgen.Der Kläger behauptet, dass der Gesetzgeber dadurch, dass er keine Übergangsmassnahmen für jene Studenten vorgesehen habe, deren Muttersprache das Französische sei und die zum 1. September 1996 Se
kundarunterricht in Flandern belegt hätten, gegen die Artikel 10, 11 und 24 § 4 der Ver
fassung sowie diese drei Bestimmungen im Zusammenhang mit dem Internationalen Pakt über bürgerliche und politische Rechte, dem Internationalen Pakt über wirtschaftliche, soziale und kulturelle Rechte und dem Übereinkommen über die Rechte
...[+++] des Kindes, welche die Diskriminierung aufgrund der Sprache verbieten und den Zugang zum Unterricht gewährleisten würden, verstossen habe.