Uit de bewoordingen van voormelde prejudiciële vragen blijkt dat het Hof wordt gevraagd te oordelen of de woorden « om overlast te veroorzaken aan zijn correspondent of schade te berokkenen », in artikel 114, § 8, 2°, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestaanbaar zijn met het wettigheidsbeginsel in strafzaken, zoals gewaarborgd bij de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet en bij artikel 7.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Aus der Formulierung der vorerwähnten Fragen geht hervor, dass der Hof gebeten wird zu prüfen, ob die Wörter « um seinen Gesprächsteilnehmer zu belästigen oder um Schäden zu verursachen » in Artikel 114 § 8 Nr. 2 des Gesetzes vom 21. März 1991 zur Umstrukturierung bestimmter öffentlicher Wirtschaftsunternehmen mit dem Legalitätsprinzip in Strafsachen zu vereinbaren seien, so wie er durch Artikel 12 Absatz 2 und 14 der Verfassung und durch Artikel 7 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention gewährleistet werde.