Elektrische/elektronische voorzieningen die de voorontsteking wijzigen moeten zodanig zijn gemaakt dat het door de motor geproduceerde vermogen, gemeten met het systeem in werking, niet meer afwijkt dan 10 % van het geproduceerde vermogen dat wordt gemeten wanneer deze voorziening niet is aangesloten en de voorontsteking zodanig is afgesteld dat de maximumsnelheid kan worden gehaald.
Elektrische/elektronische Einrichtungen, die die Zündverstellung verändern, müssen so konstruiert sein, daß die mit funktionierender Einrichtung gemessene Motorleistung sich nicht um mehr als 10 % von der Motorleistung unterscheidet, die sich mit abgeschalteter Einrichtung und auf Höchstgeschwindigkeit eingestellter Frühverstellung ergibt.
