In zijn verwijzingsbeslissing stelt de verwijzende rechter vast dat uit de in het geding zijnde bepaling voortvloeit dat « de verweerder, die is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar wegens een met opsluiting van vijftien tot twintig jaar strafbare misdaad die is gepleegd in staat van herhaling en die is gecorrecti
onaliseerd, voor de voorwaardelijke invrijheidstelling [...] in aanmerking komt nadat hij twee derden van die gevangenisstraf heeft ondergaan », terwijl « de persoon die door het hof van assisen tot een straf van opsluiting van vijf jaar wordt veroordeeld wegens een dergelijke misdaad die in dezelfde omstandigheden
...[+++]is gepleegd, nadat dat hof verzachtende omstandigheden heeft aanvaard, voor de voorwaardelijke invrijheidstelling [...] in aanmerking komt nadat hij één derde van die straf van opsluiting heeft ondergaan ».In seiner Vorlageentscheidung stellt der vorlegende Richter fest, dass aus der fraglichen Bestimmung hervorgeht, dass « der Beklagte, der wegen eines mit Zuchthausstrafe von fünfzehn bis zu zwanzig Jahren bedrohten Verbrechens, das im Zustand des Rückfalls begangen wurde und korrektionalisiert worden ist, zu einer Gef
ängnisstrafe von fünf Jahren verurteilt wurde, für bedingte Freilassung [...] in Betracht kommt, nachdem er zwei Drittel dieser Gefängnisstrafe verbüßt hat », während « die Person, die wegen eines solchen Verbrechens, das unter den gleichen Umständen begangen wurde, vom Assisenhof zu einer Zuchthausstrafe von fünf Jahren ver
...[+++]urteilt wurde, nachdem der Assisenhof mildernde Umstände angenommen hat, für bedingte Freilassung [...] in Betracht kommt, nachdem sie ein Drittel dieser Zuchthausstrafe verbüßt hat ».