« D
e gemeente ontvangt evenwel in de verdeling een bedrag dat gel
ijk is aan 90 % van haar gewaarborgd trekkingsrecht in 1996 en in de daaropvolgende jaren een bedr
ag van 90 % van het vorige jaar, zolang de aanslagvoeten voor de aanvullende personenbelasting of de opcentiemen op de onroerende voorheffing in het
jaar dat de berekening van het trekkingsrecht voorafgaat, lager zijn dan een aans
...[+++]lagvoet van 5 % aanvullende personenbelasting of een aanslagvoet van 500 opcentiemen op de onroerende voorheffing, voor zover, in het jaar dat de berekening van het trekkingsrecht voorafgaat de opbrengst per inwoner van 1 % personenbelasting respectievelijk 100 opcentiemen op de onroerende voorheffing hoger is dan de gemiddelde opbrengst van de gemeenten in het Vlaamse Gewest».« Bei der Verteilung erhält
die Gemeinde jedoch einen Betrag, der 1996 90 % ihres garantierten Ziehungsrechtes entspricht, sowie in
den darauffolgenden Jahren einen Betrag in Höhe von 90 % des Vor
jahres, solange die Veranlagungssätze der zusätzlichen Personensteuer oder die Zuschlagshundertstel auf den Immobilienvorabzug in dem
Jahr, das der Berechnung des Ziehungsrechtes vorangeht, niedriger sind als ein Veranlagungssatz von 5 % für die zusätzliche Personensteuer oder als
...[+++] ein Veranlagungssatz von 500 Zuschlagshundertsteln auf den Immobilienvorabzug, vorausgesetzt dass in dem Jahr, das der Berechnung des Ziehungsjahres voraufgeht, das Steueraufkommen je Einwohner von 1 % Personensteuer beziehungsweise von 100 Zuschlagshundertsteln auf den Immobilienvorabzug höher ist als das durchschnittliche Steueraufkommen der Gemeinden in der Flämischen Region».