Volgens de Ministerraad is het tweede middel niet ontvankelijk omdat de verzoeker, waar hij een verschil in behandeling aanvoert tussen de plaatsvervangende rechters die benoemd zijn vóór 1 oktober 1993 en de geslaagden voor het examen inzake beroepsbekwaamheid, niet aangeeft waarin de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zou zijn gelegen.
Nach Darlegung des Ministerrates sei der zweite Klagegrund unzulässig, da der Kläger, insofern er einen Behandlungsunterschied zwischen den vor dem 1. Oktober 1993 ernannten stellvertretenden Richtern und den Bewerbern, die die Prüfung der beruflichen Eignung bestanden hätten, anführe, nicht angebe, worin der Verstoss gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung bestehen würde.