Wat de eerste door het Hof van Cassatie gestelde prejudiciële vraag betreft, in zoverre zij de verjaring van de extracontractuele vorderingen gericht tegen de Staat beoogt, blijkt uit de motieven van het arrest nr. 32/96 dat artikel 1, eerste lid, a), van de wet van 6 februari 1970 als niet-discriminerend zou kunnen worden beschouwd indien het zo geïnterpreteerd wordt dat het de verjaringstermijn pas doet ingaan met het optreden van de schade.
In bezug auf die erste durch den Kassationshof gestellte präjudizielle Frage, insofern sie die Verjährung der ausservertraglichen Klagen gegen den Staat im Auge habe, werde aus den Erwägungen des Urteils Nr. 32/96 ersichtlich, dass Artikel 1 Absatz 1 a) des Gesetzes vom 6. Februar 1970 als nichtdiskriminierend angesehen werden könne, wenn er so interpretiert werde, dass die Verjährungsfrist erst mit dem Auftreten des Schadens beginne.