In de uiteenzettingen die v
oorafgingen aan het wetsvoorstel dat zou leiden tot de bestreden wet, wordt aangegeven dat de wetgever heeft vastgesteld dat, hoewel « geen twijfel [erover bestond] dat ingevolge het arrest Salduz en de daaropvolgende rechtspraak de effectieve toegang tot een a
dvocaat gewaarborgd moet zijn vanaf het begin van de vrijheidsberoving, zelfs buiten enige vorm van verhoor », « het arrest Salduz en de daaropvolgende
rechtspraak [minder duidelijk zijn] ove ...[+++]r wat gegarandeerd moet worden ten aanzien van niet-aangehouden personen » (Parl. St., Senaat, 2010-2011, nr. 5-663/1, p. 15).
In den Darlegungen vor dem Gesetzesvorschlag, der zu dem angefochtenen Gesetz geführt hat, heisst es, der Gesetzgeber habe festgestellt, dass es zwar « ausser Zweifel steht, dass infolge des Salduz-Urteils und der anschliessenden Rechtsprechung der wirksame Zugang zu einem Rechtsanwalt ab dem Beginn der Freiheitsentziehung zu garantieren ist, selbst ausserhalb jeglicher Form einer Vernehmung », « das Salduz-Urteil und die darauf folgende Rechtsprechung hingegen weniger klar sind hinsichtlich dessen, was für nicht festgenommene Personen zu garantieren ist » (Parl. Dok., Senat, 2010-2011, Nr. 5-663/1, S. 15).