Uit de artikelen 12 en 14 van de Grondwet, alsmede uit artikel 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, vloeit voort dat de strafwet weliswaar een zekere flexibiliteit mag vertonen met het oog op de wijzigende omstandigheden, maar dat zij niettemin moet worden geformuleerd in bewoordingen op grond waarvan eenieder, op het ogenblik waarop hij een gedrag aanneemt, kan uitmaken of dat gedrag al dan niet strafbaar is.
Aus den Artikeln 12 und 14 der Verfassung, sowie aus Artikel 7 der Europäischen Menschenrechtskonvention und Artikel 15 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte geht hervor, dass ein Strafgesetz zwar eine gewisse Flexibilität hinsichtlich der sich verändernden Umstände aufweisen darf, dass es jedoch so formuliert werden muss, dass jeder auf dessen Grundlage zu dem Zeitpunkt, an dem er ein Verhalten annimmt, feststellen kann, ob dieses Verhalten strafbar ist oder nicht.