Zo wijst het Hof er steeds op dat het, bij ontbreken van onderlinge afstemming en wanneer bij de huidige stand van het wetenschappelijke onderzoek twijfel bestaat, aan de lidstaten is om te besluiten in welke mate zij de bescherming van de volksgezondheid en het menselijk leven willen waarborgen en of zij een vergunningplicht willen hanteren voor het in de handel brengen van voedingsmiddelen, zonder afbreuk te doen aan het vrije verkeer van goederen binnen de Gemeenschap.
So erinnert der Gerichtshof ständig daran, dass es, soweit beim gegenwärtigen Stand der wissenschaftlichen Forschung noch Unsicherheiten bestehen, mangels Harmonisierung Sache der Mitgliedstaaten sei, unter Berücksichtigung der Erfordernisse des freien Warenverkehrs innerhalb der Gemeinschaft zu bestimmen, in welchem Umfang sie den Schutz der Gesundheit und des Lebens von Menschen gewährleisten wollen und ob sie für das Inverkehrbringen der Lebensmittel eine vorherige Zulassung verlangen.