In zijn memorie onderzoekt de Ministerraad het belang van de verzoekende partijen om in rechte te treden, na de wordingsges
chiedenis te hebben uiteengezet, op het vlak van regelgeving en rechtspraak - met name de arresten van het Hof nrs. 52/99 en 68/99 -, van de wetten van 25 mei 2000, alsmede de rechtspraak van de Ra
ad van State waarin werd besloten dat de Minister van Landsverdediging over een discretionaire bevoegdheid beschikt
...[+++] om een aanvraag voor loopbaanonderbreking toe te kennen of te weigeren.
In seinem Schriftsatz untersucht der Ministerrat das Interesse der klagenden Parteien, gerichtlich vorzugehen, nachdem er die Vorgeschichte bezüglich der Rechtsetzung und Rechtsprechung - vor allem die Urteile des Hofes Nrn. 52/99 und 68/99 - der Gesetze vom 25. Mai 2000 dargelegt hat, sowie die Rechtsprechung des Staatsrats, in der entschieden worden sei, dass der Verteidigungsminister über eine Ermessensbefugnis zur Bewilligung oder Ablehnung eines Antrags auf Laufbahnunterbrechung verfüge.