Ik ben mij er terdege van bewust dat talenkwesties van een lidstaat tot de nationale bevoegdheden behoren en dat de Commissie algemeen gezien ter zake niet kan interveniëren op grond van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie. Kan echter worden getolereerd dat een lidstaat het gebruik en het aanleren van een minderheidstaal van een op zijn grondgebied levende gemeenschap aanzienlijk beperkt, en er aldus toe bijdraagt dat zich nationalistische gevoelens ontwikkelen ten aanzien van minderheden?
Wie kann — in vollem Bewusstsein, dass ein Mitgliedstaat für seine sprachlichen Angelegenheiten selbst zuständig ist und die Europäische Kommission gemäß dem Vertrag zur Gründung der Europäischen Gemeinschaft und dem Vertrag über die Europäische Union hier über keine allgemeine Befugnis verfügt, tätig zu werden — hingenommen werden, dass ein Mitgliedstaat die Verwendung und den Unterricht in einer Minderheitensprache und auf seinem Hoheitsgebiet erheblich einschränkt und so das Entstehen nationalistischer Einstellungen gegenüber Minderheiten zulässt?