Art. 3. Aan het in artikel 2 bedoeld personeel, dat op volledige en bestendige wijze is tewerkgesteld en verplicht wordt tot deze prestaties, welke, ofschoon onafscheidelijk aan hun ambt verbonden, buiten hun normale arbeidsregime vallen, wordt voor elk uur bijkomende arbeid een vergoeding verleend, welke rekening houdt met de toegekende toelagen en vergoedingen opgenomen in het geldelijk statuut van de gemeenten, met een minimum van 125 % van het op voet van 1/1850van de jaarlijkse brutobezoldiging, berekend uurloon.
Art. 3. Une indemnité qui tient compte des allocations et rémunérations accordées telles que reprises dans le statut pécuniaire des communes, avec un minimum de 125 % du salaire horaire calculé sur la base de 1/1850 de la rémunération annuelle brute peut être octroyée pour toute heure de travail supplémentaire aux agents visés à l'article 2 qui sont occupés à temps plein et d'une manière permanente et qui sont astreints à ces prestations qui, bien qu'inhérentes à leurs fonctions, se situent en dehors de leur régime normal de travail.