13. erkent dat er in de beschouwde periode slechts sprake is geweest van één arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie betreffende evenredigheid en subsidiariteit (in verband met "roaming" bij mobiele telefonie), in het kader waarvan het Hof heeft geoordeeld dat deze twee beginselen niet werden geschonden aangezien het nodig was de prijzen voor de eindverbruiker te beperken om hun belangen te beschermen, en aangezien deze doelstelling het beste kon worden verwezenlijkt op het niveau van de Unie.
13. constate que, durant la période de référence, la Cour de justice de l’Union européenne n’a rendu qu’un seul arrêt sur la proportionnalité et la subsidiarité (relatif à l’itinérance dans la téléphonie mobile) et qu’elle a écarté une violation de ces deux principes en l'occurrence parce que la limitation des prix s’avère nécessaire pour assurer la protection du consommateur final et que cet objectif est mieux atteint au niveau de l’Union.