Uitgaande van de vaststelling dat de aanvragen op grond van medische redenen steeds talrijker werden en onrechtmatig konden blijken, vermocht de wetgever redelijkerwijs te oordelen dat, teneinde tegemoet te komen aan de behoeften op het terrein, van de aanvrager van een machtiging tot verblijf moest worden geëist dat hij een attest van zijn ziekte door een beëdigd beroepsbeoefenaar diende voor te leggen.
Partant du constat que les demandes fondées sur des motifs médicaux étaient de plus en plus nombreuses et pouvaient s'avérer abusives, le législateur a pu raisonnablement considérer que, pour répondre aux besoins rencontrés sur le terrain, il convenait de requérir du demandeur d'autorisation de séjour qu'il produise une attestation de sa maladie par un professionnel assermenté.