Ieder lid van de Raad dat tekort gekomen is aan de waardigheid van zijn ambt of aan de plichten van zijn staat, kan, volgens het geval, van zijn ambt vervallen verklaard of daarin geschorst worden, bij een arrest dat door de Raad van State, in algemene vergadering, op advies van de auditeur-generaal of de adjunct-auditeur-generaal naargelang het geval wordt uitgesproken.
Tout membre du Conseil qui a manqué à la dignité de ses fonctions ou aux devoirs de son état peut, suivant le cas, être déclaré déchu ou suspendu de ses fonctions par arrêt rendu en assemblée générale par le Conseil d'État sur avis de l'auditeur général ou de l'auditeur général adjoint selon le cas.