Art. 66. Ingeval de directeur-generaal afwezig is, worden de delegaties verleend bij artikel 65, met inbegrip van de mogelijkheid om te subdelegeren bij toepassing van de artikelen 67 en 68, uitgeoefend ofwel door de ambtenaar van minstens rang 12 aangesteld krachtens een voorafgaande subdelegatieakte, ofwel, bij afwezigheid van een dergelijke aanstelling, door de ambtenaar-generaal van rang 15 met de grootste graadanciënniteit.
Art. 66. En cas d'absence du directeur général, les délégations accordées à l'article 65, en ce compris la capacité de subdéléguer en application des articles 67 et 68, sont exercées soit par l'agent de rang 12 au moins désigné en vertu d'un acte de subdélégation préalable soit, en l'absence d'une telle désignation, par le fonctionnaire général de rang 15 ayant l'ancienneté de grade la plus grande.