Uit de gezamenlijke lezing van die bepalingen volgt dat indien het Protocol wordt goedgekeurd zonder dat tegelijk een wet wordt aangenomen die de internationale rechtsmacht van de Belgische gerechten nader preciseert, deze gerechten ten aanzien van feiten die in het Belgisch recht strafbaar worden gesteld en die overeenstemmen met die waarin België volgens het onderzochte Protocol in zijn wetgevend instrumentarium moet voorzien, beschikken over een zogenaamde universele rechtsmacht « in absentia », dat wil zeggen een bevoegdheid die toepasselijk is zelfs wanneer de vervolgde persoon zich niet in België bevindt.
Il résulte de la combinaison de ces dispositions que, si le Protocole est approuvé sans autre accompagnement législatif portant sur la compétence internationale des juridictions belges, celles-ci disposeront à l'égard des faits sanctionnés en vertu d'infractions comminées par le droit belge correspondant à celles que le Protocole examiné oblige la Belgique à prévoir dans son arsenal législatif, d'une compétence universelle dite par défaut, c'est-à-dire s'appliquant même si la personne faisant l'objet des poursuites n'est pas trouvée en Belgique.