« Schendt artikel 504 BW in zijn huidige vorm de bepalingen van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in die zin geïnterpreteerd dat een vordering van de erfgenamen tot vernietiging van een rechtshandeling van een overledene op basis van krankzinnigheid ontvankelijk is wanneer een verzoekschrift tot onbekwaamverklaring werd neergelegd doch niet wanneer een verzoekschrift tot het aanstellen van een voorlopige bewindvoerder werd neergelegd, rekening houdend met het feit dat beide verzoekschriften, wat d
e rechtshandelingen betreffen, dienen tot het vaststellen van de juridische o
nbekwaamheid van de betrokken ...[+++] persoon om rechtshandelingen te stellen ?
« L'article 504 du Code civil, dans sa version actuelle, interprété en ce sens qu'une action en nullité d'un acte juridique d'un défunt, intentée par les héritiers pour cause de démence, est recevable lorsqu'une requête visant à l'interdiction avait été déposée mais ne l'est pas lorsqu'une requête visant à la désignation d'un administrateur provisoire avait été déposée, viole-t-il les dispositions des articles 10 et 11 de la Constitution, eu égard au fait que les deux requêtes tendent, pour ce qui est des actes juridiques, à faire constater l'incapacité de la personne concernée à accomplir des actes juridiques ?