1. Elke Staat die Partij is bij dit Verdrag heeft het recht, behoudens de bepalingen van dit Verdrag, giflige stoffen en hun voorlopers te ontwikkelen, te produceren, anderszins te verwerven, in bezit te houden, over te dragen en te gebruiken voor ingevolge dit Verdrag niet verboden doeleinden.
1. Chaque État partie a le droit, sous réserve des dispositions de la présente Convention, de mettre au point, de fabriquer, d'acquérir d'une autre manière, de conserver, de transférer et d'utiliser des produits chimiques toxiques et leurs précurseurs à des fins non interdites par la présente Convention.