Het voorontwerp werd onder meer overgelegd aan het Vast Comité van Toezicht op de Inlichtingendiensten, aan de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, aan het College van procureurs-generaal, evenals aan beide Liga's voor de Rechten van de Mens en aan beide Ordes van Advocaten.
L'avant-projet de loi a notamment été envoyé au Comité permanent de contrôle des services de renseignement, à la Commission pour la protection de la vie privée, au Collège des procureurs généraux ainsi qu'aux deux Ligues des droits de l'homme et aux deux Ordres des barreaux.