Het dictum van hetzelfde arrest nr. 74/98 daarentegen brengt de gekozen oplossing op een kennelijk meer categorische manier tot uitdrukking dan de motieven van hetzelfde arrest, a
angezien dat dictum immers stelt : « In zoverre zij de door het parket in de loop van het strafrechtelijk vooronderzoek (opsporingsonderzoek) of door de rechter in de loop van het gerechtelijk onderzoek aangestelde deskundige niet verplichte
n de regels van het contradictoir karakter, vervat in de artikelen 962 en volgende van het Gerechte
...[+++]lijk Wetboek, in acht te nemen, schenden de artikelen 43 en 44 van het Wetboek van Strafvordering, artikel 10 van de wet van 1 juni 1849 ' op de herziening van den tarief in lyfstraffelyke zaken ' en de voormelde artikelen van het Gerechtelijk Wetboek niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens », en zulks zonder te verwijzen naar de temperingen uitgedrukt in het hierboven overgenomen motief B.6.En revanche, le dispositif du même arrêt n° 74/98 exprime la solution consacrée de manière apparemment plus catégorique que les motifs du même arrêt puisqu'il énonce en effet qu' » en ce qu'ils n'obligent pas l'expert désigné par le parquet dans le cours de l'information pénale ou par le juge dans le cours de l'instruction à respect
er les règles de la contradiction contenues dans les articles 962 et suivants du Code judiciaire, les articles 43, 44 du Code d'instruction criminelle, l'article 10 de la loi du 1 juin 1849 sur la révision des tarifs en matière criminelle et les articles précités du Code judiciaire ne violent pas les articles
...[+++]10 et 11 de la Constitution, lus isolément ou combinés avec l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme », et ce sans se référer aux tempéraments exprimés au motif B.6 reproduit ci-dessus.