Dit artikel bepaalt dat (i) de vervoersinstallaties moeten worden ontworpen, gebouwd, geëxploiteerd en buiten dienst gesteld overeenkomstig de regels bepaald door artikelen 16 en 17 van de Gaswet en dat (ii) de houder van een vervoersvergunning een vermoeden van veilig handelen geniet, onder bepaalde voorwaarden.
Cet article dispose que (i) les installations de transport doivent être conçues, construites, exploitées et mises hors service conformément aux règles prévues aux articles 16 et 17 de la Loi Gaz et que (ii) le titulaire d'une autorisation de transport bénéficie d'une présomption de sécurité, sous certaines conditions.