De verzoekende partijen bekritiseren eveneens een ander verschil in behandeling tussen de leerkrachten van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs en de leerkrachten van het gesubsidieerd officieel onderwijs, dat betrekking heeft op de bere
keningswijze van de dienstanciënniteit waarover de leerkrachten moeten beschikken om voorrang inzake aanstelling te genieten : die anciënniteit bedraagt, krachtens het bestreden artikel 23, 360 dagen voor de leerkrachten van het gesubsidieerd officieel onderwijs, en, krachtens artikel 5quater van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971, slechts 240 dagen voor de leerkrachten van het
...[+++]door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs.Les parties requérantes critiquent également une autre différence de traitement entre les enseignants de l'enseignement organisé par la Communauté française et les enseignants de l'enseignement officiel subventionné, portant sur le mode
de calcul de l'ancienneté de service que doivent compter les enseignants pour bénéficier d'une priorité de désignation : cette ancienneté est, en vertu de l'article 23 attaqué, de 360 jours pour les enseignants de l'enseignement officiel subventionné, mais de 240 jours pour les enseignants de l'enseignement organisé par la Communauté française, en vertu de l'article 5quater de l'arrêté royal du 25 octobre
...[+++] 1971.