De lidstaten kunnen ervoor zorgen dat de uitoefening van de in de artikelen 13, 14 en 16 bedoelde rechten overeenkomstig het lidstatelijke recht geschiedt wanneer de persoonsgegevens in een rechterlijke beslissing, register of dossier zijn vervat en in het kader van strafrechtelijke onderzoeken en procedures worden verwerkt.
Les États membres peuvent prévoir que les droits visés aux articles 13, 14 et 16 sont exercés conformément au droit d'un État membre lorsque les données à caractère personnel figurent dans une décision judiciaire ou un casier ou dossier judiciaire faisant l'objet d'un traitement lors d'une enquête judiciaire et d'une procédure pénale.