Er is geen sprake van misbruik wanneer een EU-burger en zijn familieleden conform het Gemeenschapsrecht een verblijfsrecht krijgen in een andere lidstaat dan de lidstaat waarvan de EU-burger de nationaliteit bezit, aangezien zij dan een voordeel genieten dat inherent is aan de uitoefening van het door het Verdrag gewaarborgde recht van vrij verkeer[58], ongeacht het doel van hun verhuizing naar dat land[59].
L’obtention par un citoyen de l’Union et les membres de sa famille d’un droit de séjour en vertu du droit communautaire dans un État membre autre que celui dont il possède la nationalité ne constitue pas un abus étant donné qu’il s’agit d'un avantage inhérent à l'exercice du droit de libre circulation, garanti par le traité[58], quelle que soit la raison de leur installation dans cet État[59].