De gelijke behandeling bij het organiseren van een toelatingsexamen met ingang van het academiejaar 1997-1998 voor zowel afgestudeerden van het algemeen secundair onderwijs die wel volwaardig onderwijs hebben genoten van de vier in het toelatingsexamen beoogde vakken, als afgestudeerden uit hetzelfde algemeen secundair onderwijs die het betrokken onderwijs niet of slechts zeer summier hebben genoten, vergt een verantwoording, rekening houdend met de in de Grondwet gewaarborgde vrijheid en gelijkheid van onderwijs.
Le traitement identique, pour l'organisation d'un examen d'entrée à partir de l'année académique 1997-1998, des élèves diplômés de l'enseignement secondaire général qui ont bénéficié d'un enseignement suffisant dans les quatre branches prévues à l'examen d'entrée et des élèves diplômés du même enseignement secondaire général qui n'ont pas bénéficié ou qui ont bénéficié seulement de façon sommaire d'un tel enseignement exige, compte tenu de la liberté et de l'égalité d'enseignement garanties par la Constitution, une justification.