De wetgever zou hierdoor hebben gehandeld in strijd met het fiscaal wettigheidsbeginsel gewaarborgd bij de artikelen 105, 170 en 172 van de Grondwet, en impliciet met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Le législateur aurait de ce fait méconnu le principe de légalité en matière fiscale garanti par les articles 105, 170 et 172 de la Constitution et implicitement le principe d'égalité et de non-discrimination garanti par les articles 10 et 11 de la Constitution.