Ook op het niveau van de lagere trappen, met een verhouding van 49,71% Franstaligen tot 50,29% Nederlandstaligen, waren er zeer belangrijke evenwichtsverstoringen, meer bepaald op de derde trap (291 Franstaligen - 256 Nederlandstaligen) en op de vijfde trap van de hiërarchie (258 Franstaligen - 191 Nederlandstaligen).
Avec une proportion de 49,71 % de francophones contre 50,29 % de néerlandophones, il y avait également un important déséquilibre au niveau des degrés inférieurs, plus précisément au troisième degré (291 francophones - 256 néerlandophones) et au cinquième degré de la hiérarchie (258 francophones - 191 néerlandophones).