Het uitgangspunt dat artikel 12, derde lid, van de Grondwet en artikel 5.3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens een onlosmakelijk geheel vormen, impliceert niet dat voorafgaand aan het rechterlijk bevel, bedoeld in de eerstgenoemde bepaling, de aangehouden persoon door de rechter dient te worden gehoord, zoals vereist door de laatstgenoemde bepaling.
Le postulat que l'article 12, alinéa 3, de la Constitution et l'article 5.3 de la Convention européenne des droits de l'homme constituent un ensemble indissociable n'implique pas que, préalablement à l'ordonnance du juge visée dans la première disposition citée, la personne arrêtée par le juge doive être entendue, comme l'exige la dernière disposition citée.