Traduction de «januari 2030 mogen » (Néerlandais → Français) :

6. Tot 1 januari 2030 mogen de lidstaten bestaande middelgrote stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5 MW die gebruikt worden om gascompressiestations aan te drijven om de veiligheid en de zekerheid van nationale gastransmissiesystemen te waarborgen, vrijstellen van naleving van de emissiegrenswaarden voor NOx die zijn bepaald in tabel 3 van deel 1 van bijlage II.
6. Jusqu'au 1er janvier 2030, les États membres peuvent exempter de l'obligation de respecter les valeurs limites d'émission de NOx énoncées à l'annexe II, partie 1, tableau 3, les installations de combustion moyennes existantes d'une puissance thermique nominale supérieure à 5 MW qui sont utilisées pour faire fonctionner des stations de compression de gaz nécessaires pour assurer la sûreté et la sécurité d'un système national de transport de gaz.

Tot 1 januari 2030 mogen de lidstaten middelgrote stookinstallaties die voornamelijk gestookt worden met biomassa als brandstof, en die gelegen zijn in zones waar volgens de beoordelingen uit hoofde van Richtlijn 2008/50/EG conformiteit met de grenswaarden van die richtlijn is gewaarborgd, vrijstellen van naleving van de emissiegrenswaarden die voor stof zijn vastgesteld in bijlage II van deze richtlijn.
Jusqu'au 1er janvier 2030, les États membres peuvent exempter les installations de combustion moyennes dont la biomasse solide constitue le principal combustible, qui sont situées dans des zones où, d'après les évaluations menées au titre de la directive 2008/50/CE, la conformité avec les valeurs limites de ladite directive est assurée, de l'obligation de respecter les valeurs limites d'émission pour les poussières énoncées à l'annexe II de la présente directive.

Vanaf 1 januari 2030 mogen emissies in de lucht van SO2, NOx en stof door bestaande middelgrote stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 5 MW of minder de in de tabellen 1 en 3 van deel 1 van bijlage II vastgestelde emissiegrenswaarden niet overschrijden.
À compter du 1er janvier 2030, les émissions atmosphériques de SO2, de NOx et de poussières des installations de combustion moyennes existantes d'une puissance thermique nominale inférieure ou égale à 5 MW ne dépassent pas les valeurs limites d'émission fixées à l'annexe II, partie 1, tableaux 1 et 3.

5. Tot 1 januari 2030 mogen de lidstaten bestaande middelgrote stookinstallaties met een nominaal thermisch vermogen van meer dan 5 MW vrijstellen van naleving van de emissiegrenswaarden die zijn vastgesteld in bijlage II, op voorwaarde dat ten minste 50 % van de nuttige warmteproductie van de installatie, berekend als een voortschrijdend gemiddelde over een periode van vijf jaar, wordt verstrekt in de vorm van stoom of heet water aan een openbaar net voor stadsverwarming.
5. Jusqu'au 1er janvier 2030, les États membres peuvent exempter les installations de combustion moyennes existantes d'une puissance thermique nominale supérieure à 5 MW de l'obligation de respecter les valeurs limites d'émission énoncées à l'annexe II, pour autant que 50 % au moins de la production de chaleur utile de l'installation, en moyenne mobile calculée sur une période de cinq ans, soient fournis sous la forme de vapeur ou d'eau chaude à un réseau public de chauffage urbain.

Vanaf 1 januari 2030 mogen emissies in de lucht van SO2 , NOx en stof door bestaande middelgrote stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 5 MW of minder de in de tabellen 1 en 3 van deel 1 van bijlage II vastgestelde emissiegrenswaarden niet overschrijden.
À compter du 1 janvier 2030, les émissions atmosphériques de SO2 , de NOx et de poussières des installations de combustion moyennes existantes d'une puissance thermique nominale inférieure ou égale à 5 MW ne dépassent pas les valeurs limites d'émission fixées dans les tableaux 1 et 3 de l'annexe II, partie 1.

Tot 1 januari 2030 mogen de lidstaten middelgrote stookinstallaties die voornamelijk gestookt worden met biomassa als brandstof, en die gelegen zijn in zones waar volgens de beoordelingen uit hoofde van Richtlijn 2008/50/EG conformiteit met de grenswaarden van die richtlijn is gewaarborgd, vrijstellen van naleving van de emissiegrenswaarden die voor stof zijn vastgesteld in bijlage II van deze richtlijn.
Jusqu'au 1 janvier 2030, les États membres peuvent exempter les installations de combustion moyennes dont la biomasse solide constitue le principal combustible, qui sont situées dans des zones où, d'après les évaluations menées au titre de la directive 2008/50/CE, la conformité avec les valeurs limites de ladite directive est assurée, de l'obligation de respecter les valeurs limites d'émission pour les poussières énoncées à l'annexe II de la présente directive.

5. Tot 1 januari 2030 mogen de lidstaten bestaande middelgrote stookinstallaties met een nominaal thermisch vermogen van meer dan 5 MW vrijstellen van naleving van de emissiegrenswaarden die zijn vastgesteld in bijlage II, op voorwaarde dat ten minste 50% van de nuttige warmteproductie van de installatie, berekend als een voortschrijdend gemiddelde over een periode van vijf jaar, wordt verstrekt in de vorm van stoom of heet water aan een openbaar net voor stadsverwarming.
5. Jusqu'au 1 janvier 2030, les États membres peuvent exempter les installations de combustion moyennes existantes d'une puissance thermique nominale supérieure à 5 MW de l'obligation de respecter les valeurs limites d'émission énoncées à l'annexe II, pour autant que 50 % au moins de la production de chaleur utile de l'installation, en moyenne mobile calculée sur une période de cinq ans, soient fournis sous la forme de vapeur ou d'eau chaude à un réseau public de chauffage urbain.

« De motoren van de voertuigen bedoeld in het eerste lid die in dienst worden gesteld vanaf 1 januari 2030 zullen geen lokale en rechtstreekse uitstoot meer mogen produceren die vervuilend is of broeikasgas of fijn stof bevat, tenzij die uitstoot verwaarloosbaar is».
« Les moteurs des véhicules visés à l'alinéa 1 mis en service à partir du 1 janvier 2030 ne pourront plus produire des émissions, locales et directes, de polluants ou contenant des gaz à effet de serre ou des particules fines, sauf si ces émissions sont négligeables».

(i) tot 1 januari 2023, aardgas, biogas en lpg die worden gebruikt voor voortbeweging en lpg die als brandstof wordt gebruikt ; Vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2030 mogen de lidstaten een reductie van ten hoogste 50% van de minimumbelastingniveaus toepassen voor deze brandstoffen.
jusqu'au 1 janvier 2023, au gaz naturel, au biogaz et au GPL utilisés comme carburants, ainsi qu'au GPL utilisé comme combustible ; du 1 er janvier 2023 au 1 er janvier 2030, les États membres peuvent appliquer à ces carburants une réduction pouvant atteindre jusqu'à 50 % des niveaux minimaux de taxation.

(i) tot 1 januari 2023, aardgas, biogas en lpg die worden gebruikt voor voortbeweging en lpg die als brandstof wordt gebruikt; Vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2030 mogen de lidstaten een reductie van ten hoogste 50% van de minimumbelastingniveaus toepassen voor deze brandstoffen.
(i) jusqu'au 1 janvier 2023, au gaz naturel, au biogaz et au GPL utilisés comme carburants, ainsi qu'au GPL utilisé comme combustible; du 1 janvier 2023 au 1 janvier 2030, les États membres peuvent appliquer à ces carburants une réduction pouvant atteindre jusqu'à 50 % des niveaux minimaux de taxation.