De wetgever heeft tevens bij het regelen van de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de overheid oog gehad voor het bijzonder karakter van die overheid als schuldeiser of schuldenaar, mede gelet op de hoegrootheid van de bedragen die de overheid jaarlijks uitgeeft, het log karakter van het bestuursapparaat en de hoeveelheid documenten die de overheid dient te verwerken (Parl. St., Kamer, 1964-1965, nr. 971/1, p. 2).
Lorsqu'il a réglé la prescription des créances à charge ou au profit de l'autorité publique, le législateur a aussi pris en considération le caractère particulier de cette autorité en tant que créancier ou débiteur, eu égard notamment à l'importance des montants dépensés annuellement par elle, à la lourdeur de l'appareil administratif et à la quantité de documents que l'autorité doit traiter (Doc. parl., Chambre, 1964-1965, n° 971/1, p. 2).