Wanneer een klager afstand doet van zijn recht op vertrouwelijke behandeling, wordt aangenomen dat hij ermee instemt dat de grondrechtenfunctionaris of het Agentschap zijn identiteit met betrekking tot de inhoud van de klacht bekendmaakt aan de bevoegde autoriteiten of organen, indien nodig.
En renonçant à son droit à la confidentialité, le plaignant est réputé consentir à la divulgation, par l'officier aux droits fondamentaux ou par l'Agence, de son identité, si nécessaire, auprès des autorités ou organismes compétents en ce qui concerne l'objet de la plainte.