De Ministerraad verwijst naar de rechtspraak van het Hof (arresten nrs. 5/96, 68/96 en 2/97), waarbij werd vastgesteld dat uit de artikelen 6, § 1, X, en 6, § 4, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, in samenhang gelezen, blijkt dat de gewesten wel bevoegd zijn voor de regeling va
n het beheer van de land- en waterwegenis in de meest ruime zin van het woord, maar dat die bevoegdheidstoewijzin
g niet het aannemen omvat van de regels van de algemene politie en de reglementering op het verkeer en vervoer, wat een federale bevoegdheid
is gebleve ...[+++]n, ook al moeten de gewestregeringen bij het ontwerpen ervan worden betrokken.
Le Conseil des ministres fait référence à la jurisprudence de la Cour (arrêts n 5/96, 68/96 et 2/97) établissant qu'il ressort des articles 6, § 1, X, et 6, § 4, 3°, lus conjointement, de la loi spéciale du 8 août 1980 que les régions sont compétentes pour régler la gestion des routes et des voies d'eau au sens le plus large du terme, mais que cette attribution de compétence ne comprend pas le pouvoir d'adopter les règles de police générale ou la réglementation relative aux communications et aux transports, compétences qui sont demeurées fédérales, même si les gouvernements de région doivent être associés à leur élaboration.